De hoofdonderdelen van de turbo: de compressor
Een turbo is opgebouwd uit drie hoofdonderdelen: de compressor, het binnenwerk en de turbine.
De compressor
Het uit aluminium vervaardigde compressorhuis en het compressorwiel worden samen de compressor genoemd. Het formaat ervan wordt bepaald door de specificaties van de motor. De vorm van het compressorhuis leidt er toe dat de lucht wordt gecomprimeerd, waarna deze onder druk naar de verbrandingsruimte wordt geleid.
Het compressorhuis
Het compressorhuis bevat het compressorwiel dat star op de turbineas is gemonteerd. Dat houdt in dat het net zo snel draait als het turbinewiel. De schoepen van compressorwiel zijn zo gevormd dat de lucht via het wiel wordt aangezogen. De aangezogen lucht wordt naar de omtrek van het compressorwiel geleid en tegen de wand van het compressorhuis gedrukt. Daardoor wordt de lucht samengedrukt, waarna deze via het inlaatspruitstuk in de motor wordt geperst.
Vanwege de enorme rotatiesnelheden die hedendaagse turbo’s behalen, worden aan het gietwerk van het compressorwiel bijzonder hoge eisen gesteld. Zo zagen we het gebruik van vlakke compressorwielen (zie foto 1) veranderen in compressorwielen waarvan de achterzijde is versterkt (zie foto 2). De laatste ontwikkeling zit in de zogenaamde borelesscompressorwielen (zie foto 3). Het compressorwiel is niet meer volledig doorgeboord om zodoende beter met de hoge rotatiesnelheden om te kunnen gaan. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het risico van materiaalmoeheid door langdurige belasting van het compressorwiel steeds kleiner wordt.
Steeds vaker wordt op turbo’s een zogenaamde recirculatieklep op de compressoruitgang geplaatst. De klep opent automatisch als de druk in de luchtinlaat wegvalt. Hierdoor wordt de lucht bij de compressoruitgang teruggeleid naar de compressorinlaat. Bij gas terugnemen of afremmen zorgt de klep ervoor dat de turbo zoveel mogelijk op snelheid wordt gehouden, zodat deze onmiddellijk beschikbaar is als opnieuw gas wordt gegeven (zie foto 4).